‘Als vrijheid was wat vrijheid lijkt,
Wij waren de mensen niet die wij nu angstig zijn
wij zaaien bronnen uit inde woestijn,
wij oogsten zeeën zonder te vervaren.
(…)
Verlangen, pijn van onbekende duur:
tussen de verte in, niet kunnen laten
een stad te zien, een tuin, doorschijnend water-
dan valt de nacht over het middaguur.
(…)
Als vrijheid was wat vrijheid lijkt, wij waren
de mensen niet die wij nu angstig zijn –
wij zouden niet meer vluchten voor de pijn
en voor de grootste liefde niet vervaren’.
888
Uit: Liedboek, zingen en bidden in huis en kerk
Lied 946 – Lied om vrijheid
Tekst: Huub Oosterhuis